
Schrijver van deze column is Roos Smeets. Zij is 20 jaar en op eenjarige leeftijd geadopteerd uit China. Zij is opgegroeid in een liefdevol gezin in Zuid-Holland. Roos is lid van het Asian Raisins team en helpt mee met het creëren van content. In dit artikel bespreekt zij enkele voorbeelden van ‘grapjes’ waarmee Aziaten te maken hebben.
“Kanker Chinees!” Hoor ik de jongen uit mijn klas tegen mij roepen. Ik zat in het tweede jaar van de mavo en ik was toen veertien jaar oud.
Wat hij zei kwetste mij en ik kreeg tranen in mijn ogen. Op school heb ik toen op de wc zitten huilen. In die tijd was voor mij het woord “kanker” niet de belediging maar het woord “Chinees”. Het scheldwoord maakte het er ook niet beter op, maar wat prikte en bleef hangen was het woord “Chinees!”
Op eenjarige leeftijd ben ik geadopteerd uit China. Ik ben opgegroeid in een liefdevol gezin. Bij ons thuis is het nooit een geheim geweest dat mijn zus en ik geadopteerd zijn. Als we de behoeften hadden om over onze adoptie te praten dan kon dat. Mijn ouders gaven ons ook de ruimte om onze afkomst te ontdekken. Als kind zijnde was ik daar niet mee bezig en ook later toen ik ouder werd had ik daar geen behoefte aan.
Niet anders willen zijn
Ik zag mijzelf als Nederlander en als kind zijnde ging ik ervan uit dat anderen mij ook zo zouden zien. Maar dat was niet zo. Mensen plakten automatisch het label “Chinees” en “niet Nederlands” op mij. Dat vond ik storend omdat ik mij daarmee niet identificeerde. Ik wilde niet het label “Chinees” maar het label “Nederlander”, want zo voelde ik mij ook. Ik ging mijn Chinese afkomst als probleem zien en kreeg onbewust een afkeer tegen mijn etniciteit. Het gebrek aan rolmodellen van Chinese Nederlanders en de negatieve stereotyperingen in de maatschappij en media hielpen hieraan mee.
Ik kreeg te maken met de gebruikelijke stereotyperingen zoals hondenvreter, dierenbeul en het algemene vooroordeel dat Chinezen een ‘vies’ en ‘raar’ volk zijn met hun kleine spleetogen. Een meisje uit mijn klas zei ooit tegen mij ‘Ik haat alle Chinezen! het zijn allemaal dierenbeulen’.
In de puberteit bereikte de afkeer tegen mijn etniciteit zijn hoogtepunt. Op veertienjarige leeftijd zat ik vol met hormonen en wilde ik er als puber graag bij horen. Dat deed ik door mijn etniciteit te verwerpen, want door mijn Chinese afkomst was ik “anders” en “niet Nederlands”.
Ik ging bewijzen aan anderen dat ik Nederlands was en erbij hoorde. Dat deed ik door mijn ogen te voorzien van een dikke laag eyeliner, zodat mijn ogen groter leken. Contact met andere Aziatische mensen vermeed ik, en als het kon vertelde ik over mijn adoptie. Met het zinnetje “maar ik ben geadopteerd” wilde ik zeggen “kijk ik ben anders dan andere Chinezen, ik ben net zo Nederlands als jij!” Kortom: ik wrong mijzelf in bochten om maar niet te lijken op het stereotype Chinees.
Het negatieve zelfbeeld van Aziaten dat ik had en mijn eigen etniciteit zorgden voor een worsteling. Ik zag er Chinees uit maar ik wilde dat niet zijn. Ik wilde niet geassocieerd worden met Chinezen. Daarom vond ik het in die tijd erg als iemand mij “poepchinees” noemde of een opmerking maakte die impliceerde dat ik geen Nederlander was.
Veranderen
Na een wat moeilijke puberteit kwamen de hormonen en de drang erbij te horen tot stilstand. Ik begon te werken aan mijn zelfvertrouwen, zelfbeeld en acceptatie van mijn etniciteit.
Ik pakte mijn negatieve beeldvorming van Aziatische mensen aan door boeken te lezen van Aziatische schrijvers en films te kijken met Aziatische acteurs. De film Crazy Rich Asians, gebaseerd op de boekenserie van Kevin Kwan, was de eerste film die ik in de bioscoop samen mijn moeder heb gezien waarbij de volledige cast bestond uit Aziatische acteurs. Het was verfrissend om zo’n sterke Aziatische representatie te zien op het witte doek.
Het boek Message from an Unknown Chinese Mother, van schrijfster Xinran, heeft mij geholpen om een beter en concreter beeld te krijgen van mijn biologische moeder. Ik zou het zeker aanraden aan elke geadopteerde uit China. Ik ben gaan inzien hoe persoonlijk mijn adoptie is en ik ben gestopt met het vertellen over mijn adoptie aan mensen die ik amper ken. De drang om aan mensen te bewijzen dat ik écht Nederlands was, was er niet meer.
Het contact vermijden met andere Aziaten kwam tot een einde toen ik een bijbaantje kreeg in een snackbar die gerund werd door een Chinese familie. In het begin vond ik het ongemakkelijk en onwennig omdat ik een situatie als deze een lange tijd had vermeden. Wat ik altijd heb geprobeerd om te vermijden gebeurde uiteindelijk; klanten gingen mij associëren met de Chinese familie en vroegen vaak of ik ook familie was. Gek genoeg vond ik het niet erg om met hen geassocieerd te worden. De eigenaren en ik antwoordden altijd netjes nee en maakten soms grapjes dat het in theorie wel mogelijk kon zijn. Ik vond het fijn om bij hen te werken en ik kreeg een goede band. Tussen het bakken van patat en frikandellen door liet de familiedynamiek aan mij zien hoe het had kunnen zijn als ik opgegroeid zou zijn in een Chinese familie.
Mijn Chinese uiterlijk ben ik gaan accepteren. Ik stopte met de dikke eyeliner en heb een jaar lang zonder make-up gelopen. Nu draag ik nog lichtjes make-up en soms ook eyeliner, maar nooit meer een dikke laag om mijn uiterlijk meer westers te laten lijken. Ik waardeer mijn Chinese uiterlijk nu.
Acceptatie
In zes jaar tijd is veel veranderd, het accepteren van mijn etniciteit ging met vallen en opstaan. Met steun en de ruimte die ik heb gekregen van mijn familie en vrienden heb ik mijn etniciteit kunnen accepteren.
Opmerkingen zoals “poepchinees”, “hondenvreter” of vragen zoals “Chinezen vrouwen zijn toch strak daar beneden?” zorgen er niet meer voor dat ik mij afkeer tegen mijn etniciteit, of ervoor schaam. Deze gevoelens zijn weg en hebben plaatsgemaakt voor acceptatie en liefde voor mijn afkomst, maar óók voor irritaties en frustraties omdat ik weet dat vele anderen en ik nog vaak zulke opmerkingen zullen krijgen.
