Deze column is geschreven door Lisanne Ouwehand. Momenteel laatstejaars vwo-leerling die haar steentje bij wil dragen aan de bestrijding van racisme en een inclusieve wereld (en graag leert hoe). In China geboren, geadopteerd en opgegroeid in Nederland.
Ik ben een Nederlander op papier, al sinds ik één jaar oud was. Mijn familie is wit en zij zijn allemaal in Nederland geboren. Nederlands is mijn moedertaal naast de talen die aangeleerd worden op de middelbare school spreek ik niets anders. Vrijwel alles in mijn leven is Nederlands. Van het eten dat ik iedere dag op mijn bord krijg tot de naam op mijn paspoort. Alles, behalve mijn uiterlijk. Ik ben als baby geadopteerd uit China en naar Nederland gekomen om daar vervolgens op te groeien. Ik vroeg mij wel eens af of ik me ‘echt’ Chinees kon noemen of dat ik er alleen zo uitzie. Ben ik een Nederlander in een geel jasje of voel ik mij slechts zo?
Als klein kind was ik er altijd van bewust dat ik er niet uitzag zoals de gemiddelde Nederlander. Ik had geen blond haar en blauwe ogen, zoals de meeste leeftijdsgenoten in mijn omgeving. Ondanks dat, was ik er een tijdje heilig van overtuigd dat ik gewoon uit de buik van mijn adoptiemoeder kwam; dat leek mij meer dan logisch. Ik was toch gewoon van mijn ouders?
Toen mij verteld werd dat ik uit China geadopteerd was, had ik daar totaal geen probleem mee. Ik wist natuurlijk niet beter en had geen idee wat het precies inhield. Ik ging er eigenlijk gewoon van uit dat mijn biologische ouders overleden waren en dat ik daarom ben afgestaan. Veel mensen stelden vragen zoals:
“Dus je weet echt niet wie je ouders zijn?”
“Wil je niet eens terug naar waar je vandaan komt?”
“Ben je niet benieuwd naar je ouders?”
Wanneer mijn ouders met mij in de kinderwagen liepen, kregen we soms blikken. Toen mijn broertje (een biologisch kind van mijn adoptieouders) werd geboren, werd dat alleen maar erger. Er waren zelfs wildvreemde mensen op mijn moeder afgestapt om te vragen ‘hoe het zat’ of ‘of ik een andere (Chinese) vader had.’
Ik woon en ben opgegroeid in een klein dorpje waar de diversiteit vroeger ver te zoeken was. Er zat één meisje in mijn klas die toevallig ook uit China geadopteerd was. Wij waren de enige niet-witte Nederlanders in die klas. Je zou denken dat wij het daarom goed konden vinden met elkaar. Helaas konden wij niet meer tegengesteld zijn. Ons verschil? Zij zette haar Chinese etniciteit compleet van zich af. Ik kon dat niet, hoe graag ik het soms ook wilde. Ik voelde toch enigszins een connectie.
Mijn ouders hadden een grote doos vol spullen van hun reis naar China bewaard. Ieder ticket, bonnetje of verpakking was ingeplakt in een scrapbook. Ook hadden zij een groot deel van hun reis vastgelegd op film en hebben ze meerdere fotoalbums kunnen vullen. Dit vond ik super interessant. Ik had sindsdien veel interesse in China en mijn afkomst. Ik wilde ook graag Chinees leren. De wens om een keer terug te keren naar China is nog steeds aanwezig. Mijn klasgenootje wilde echter niks met deze dingen te maken hebben en praatte ook niet graag over haar afkomst. Daar had ik wel begrip voor.
De gevolgen daarvan? Iedereen zag mij als ‘die Chinees’; als het op school over China ging, werd ik aangekeken, mensen zongen ‘hanky panky Shanghai’ wanneer het mijn verjaardag was en wanneer ik ruzie had, werden mijn ogen altijd als belediging gebruikt. Ik vond het zo ontzettend oneerlijk, want ik was niet meer of minder Nederlands dan dat zij waren. Het leek erop dat ik mijn etniciteit van mij af moest zetten om zo min mogelijk als ‘anders’ beschouwd te worden.
Ik begon een hekel te hebben aan mijn uiterlijk en wilde mijn etniciteit niet meer met trots dragen, zoals ik als klein kind deed. De Chinese vlag verwijderde ik uit mijn bio op social media en ook mijn Chinese naam wilde ik niet meer gebruiken. Ik zou haast zeggen dat ik me schaamde voor mezelf.
Ik wilde er niet meer Chinees uitzien. Hierdoor ben ik geïnteresseerd geraakt in make-up, ik wilde namelijk mijn features verbergen. Natuurlijk was dit, als 11-jarig meisje dat net met make-up begon, geen succes. Maar toch gaf het me een soort comfort.
Ook liet ik de fotoalbums van China links liggen. Ik toonde geen interesse meer in alles gerelateerd aan mijn afkomst. Iets waar ik eerst trots op was werd een deel van mijzelf dat ik weg wilde stoppen. Het verdrietige vind ik nu, dat het leek te werken. Ik had het gevoel dat ik door klasgenootjes meer geaccepteerd werd wanneer ik me zo min mogelijk met mijn afkomst associeerde.
Gelukkig werd ik er niet van. Het maakte niet uit hoe erg ik probeerde te verbergen dat ik Chinees was, want het was natuurlijk altijd te zien. Mensen die ik niet kende riepen me nog steeds na op straat met ‘babi pangang.’ Het maakte niet uit hoe erg ik mijn best deed om erbij te horen, voor hen zou ik altijd een buitenstaander blijven omdat ik er anders uit zie.
Op de middelbare school kwam ik pas voor het eerst in contact met leeftijdsgenoten met Aziatische ouders. Met hen kon ik soortgelijke ervaringen delen. Ondanks dat ik als Nederlands opgevoede tiener niks begreep van hun taalgrapjes of herkenbare situaties in een Aziatisch gezin, voelde ik me toch thuis. ik werd met open armen ontvangen.
Ook kwam ik voor het eerst in contact met K-pop. Dit heeft mij het belang van representatie laten inzien; na jarenlang denken dat de westerse schoonheidsidealen de enige waren. Het ontdekken van de Oost-Aziatische popcultuur vanuit een Nederlands perspectief heeft mij geholpen om mijn etniciteit en uiterlijk weer te gaan omarmen.
Met behulp van social media, zag ik in dat ik niet de enige was met deze ervaringen en dit verhaal. Dingen die ik eerder beschouwde als akkefietjes waar ik mee zou moeten leren leven, waren eigenlijk deel van institutioneel racisme. Niemand zou anders behandeld moeten worden gebaseerd op afkomst en/of uiterlijk. Het was geweldig om erachter te komen dat mensen daar momenteel voor strijden.
Mijn eerste stap in dit gevecht, was toen ik voor het eerst mijn mond opentrok door een brief te schrijven naar de schooldirectie namens de Aziatische gemeenschap. Tijdens de eerste golf van COVID-19 werd ik nageroepen in de gangen en ik was blijkbaar niet de enige. Mijn brief werd serieus genomen en er werd iets aan het probleem gedaan. De desbetreffende leerlingen moesten naar school komen voor een mentorgesprek met hun ouders. Ik ben nog nooit zo trots geweest.
Ik ben erachter gekomen dat het niet uitmaakt hoe Nederlands ik mezelf presenteer. Mensen die mij niet persoonlijk kennen, zullen mij als buitenstaander blijven zien. Ik heb besloten om me niet meer aan te passen om erbij te horen. Ik ben geen Nederlander in een geel jasje, maar iemand die haar Nederlandse en Chinese nationaliteit beide met trots wil dragen.
Comments are closed