Ook bij de eerste Chinese migranten naar Suriname vertelt de geschiedenis boekdelen. Alhoewel zij als contractarbeiders geworven werden, worden zij bij aankomst in Suriname van vele rechten ontnomen. Meer dan zes procent van de Chinezen in Nederland is afkomstig uit Suriname. [1] Hieronder volgt een korte schets van hun geschiedenis:
“In 1853 vreesden planters in Suriname een tekort aan arbeidskrachten wanneer tot afschaffing van de slavernij zou worden overgegaan. Zij vroegen het gouvernement steun bij het werven van andere werkkrachten uit het buitenland. Het gouvernement van Java wierf een groep van 18 Chinezen voor contractarbeid op de gouvernementsplantage Catharina Sophia in Saramacca, Suriname. Vanwege de hoge wervingskosten werd besloten een tweede groep niet uit Java maar uit China zelf te laten komen. In 1858 werden vijfhonderd Chinese arbeiders geronseld onder bemiddeling van de Nederlandse consul in Macau. Ze kwamen in april aan in Suriname, maar daar bleek dat niemand hen wilde huren zolang men slaven voor niets kon laten werken.” [22]
“Hierop werd het gesloten contract buiten de Chinezen om gewijzigd door gouverneur Charles Pierre Schimpf ten voordele van de huurders. De Chinezen werden volkomen als slaven behandeld. Toen zij hiertegen in verzet kwamen werden zij zonder vorm van proces, in strijd met de reglementen, door de politie met rietslagen gestraft, een handeling die telkens weer herhaald werd. In interpellatie (formele vraag om inlichtingen) aan de Minister van Koloniën, Rochussen, hielp niet.” [22]
“Uiteindelijk kwamen in de jaren vijftig en zestig van de 19e eeuw ongeveer 2500 Chinezen naar Suriname. De meesten werden als contractarbeiders tewerkgesteld op de plantages. Na afloop van hun contract gingen velen de handel in, meestal de kleinhandel in levensmiddelen. De meesten zijn getrouwd met niet-Chinese vrouwen. Degenen die wel met Chinese vrouwen trouwden, trouwden veelal met een zogenaamde ‘importbruid’ uit Azië.” [22]
“Na 1874 werden er geen Chinese contractarbeiders meer geworven voor Suriname. Dit is deels te verklaren door het officiële verbod van contractmigratie door China, en door de sluiting van havens als Macao en Hongkong. Deels ook valt deze wervingsstop te verklaren door bezwaren van andere aard. Het belangrijkste bezwaar tegen de Chinese contractarbeiders vormde de hoge wervingskosten en de korte periode dat zij een contract aangingen. Na 5 jaar werd het contract door veel Chinezen niet verlengd, en keerden zij terug naar patria. De reden voor terugkeer vormde vaak de afwezigheid van Chinese vrouwen. Deze hadden van de clanhoofden geen toestemming gekregen met de echtgenoot te emigreren. Met deze maatregel hoopten de clanhoofden de man te dwingen geld op te sturen, en terug te keren na afloop van het contract.” [23]
“Sinds de jaren zestig van de 20e eeuw zijn daarnaast duizenden Chinezen van Suriname naar Nederland geëmigreerd.” [22]
De geschiedenis van de Chinezen in Suriname vertoont sterke overeenkomsten met de geschiedenis van de Chinezen in zowel Nederlands-Indië als Nederland. Oorspronkelijk werden ze aangetrokken om als arbeidskrachten tewerkgesteld te worden. In de praktijk genoten ze echter zeer weinig tot vrijwel geen rechtsbescherming tegen het machtsmisbruik door de Nederlandse burgers danwel door de Nederlandse autoriteiten zelf. [12]
Daarnaast is er ook sprake van dezelfde beeldvorming van de Chinezen in Suriname als van de Chinezen in Nederlands-Indië en Nederland. Jurist en Statenlid Van Praag beschouwde hen als “zedeloos”. [23] Zijn uitspraak doet sterk denken aan die van minister Jan Donner of een van zijn ambtenaren in een document van het Ministerie van Justitie uit 1931:
“Als een volk zijn nationaliteitsgevoel verliest, dan worden zijn vrouwen misbruikt door Chineezen en ander Aziatisch ongedierte.” [18]
Daarnaast beschuldigde Van Praag de Chinezen ervan dat ze “onder de markt werken” waardoor ze de Afro-Surinamers uit de arbeidsmarkt konden verdringen. [23] Dezelfde houding jegens de Chinezen zien we ook terug bij de Nederlandse vrijburgers in Nederlands-Indië en de Nederlandse zeelieden in Nederland.
De beeldvorming van de Chinezen in de Nederlandse samenleving is ontstaan naar aanleiding van specifieke sociaalhistorische ontwikkelingen in de Nederlandse geschiedenis. Ondanks de zeer grote verschillen in locatie en tijdsperiode waarin deze sociaalhistorische ontwikkelingen plaatsvonden, is de beeldvorming van de Chinezen vanuit het Nederlandse perspectief consistent en consequent gebleven in de loop der eeuwen. Dit verschaft dan het volgende overzicht van de meest belangrijke periodes waarin de moderne beeldvorming van de Chinezen voor een groot deel werd bepaald:
Wederom moet men denken aan de woorden van Gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen:
‘Daer is geen volck die ons beter dan Chinesen dienen en soo licht als Chinesen te bekomen sijn’, maar strijdvaardig zijn ze allerminst: ‘sulcke vijanden als China is, soude men met een blaes voll boonen voorjaegen.’ [13]
Telkens blijkt dat de Nederlanders de Chinezen altijd hebben gezien als een nuttig volk om voor hen te laten werken maar ook als zwakkelingen waarmee ze van alles kunnen en mogen doen. Het idee achter het Nederlandse gezegde “wie niet sterk is moet slim zijn” draagt ook bij aan het stereotype dat Chinezen sluw en verraderlijk zouden zijn waardoor ze gewantrouwd dienen te worden. Telkens blijkt helaas ook dat deze denkwijze niet beperkt blijft tot de Nederlandse burgers maar dat ook de Nederlandse autoriteiten zich eraan schuldig maken. De geschiedenis toont aan dat deze manier van denken over de Chinezen zeer diep verankerd is in het collectieve bewustzijn van de Nederlandse samenleving. Er is sprake van een blinde vlek als het aankomt op de Nederlandse omgang met de Chinezen. Zolang deze blinde vlek niet erkend wordt, dan blijft men gedoemd om dezelfde fouten uit het verleden te herhalen.
De Chinezenmoord in Batavia in 1740 is het meest extreme voorbeeld waarin de Nederlandse autoriteiten buitensporig geweld pleegden tegen de Chinese bevolkingsgroep. Een schrijnend voorval tijdens deze gebeurtenissen waren de gevangenisbewakers die ruim vijfhonderd Chinezen die al voor oktober in de gevangenis zaten en in de boeien waren geslagen, hebben gedood omdat hun leidinggevende aan hen vertelde, “heb ik uw niet gesegt dat al wat Chinees was vermoord moest worden, ja de parnakan Chineesen ook”. Daarnaast zijn er ook nog genoeg andere gevallen bekend uit de Nederlandse geschiedenis waarin de Nederlandse autoriteiten gewelddadig danwel hardhandig optraden tegen de Chinezen. In Suriname gebruikte de politie rietslagen om de Chinese contractarbeiders af te straffen voor hun verzet tegen hun uitbuiting. In Nederland hield de politie razzia’s bij de Chinezen en deporteerde de overheid zelfs oude en zieke Chinezen. Toch was er zelfs al in 1740 minstens een cipier te vinden die zijn twijfel uitte over het gegeven bevel om alle Chinezen te vermoorden. Hij zal vast niet de enige in de Nederlandse geschiedenis zijn geweest die zulke twijfels over zijn bevel ervoer. Desondanks lijkt een grote meerderheid van de Nederlandse gezagsdragers weinig tot geen gewetensbezwaren te lijden hebben gehad tegen hun bevelen om weerloze Chinezen op een wrede en onmenselijke manier te behandelen. Is hun houding jegens de Chinezen enkel te wijten aan de beeldvorming van de Chinezen die zich ontwikkeld heeft aan de hand van sociaalhistorische ontwikkelingen in de loop der eeuwen? Waarschijnlijk niet.
Uit het onderzoek van de Amerikaanse sociale psycholoog Stanley Milgram (1933 –1984) bleek dat zelfs schijnbaar fatsoenlijke mensen in staat waren om hun gewetensbezwaren aan de kant te schuiven en de meest gruwelijke wandaden tegen hun medemens te plegen zolang dit onder het gezag van een autoriteitsfiguur gebeurde. Milgrams experimenten werden over de hele wereld gereproduceerd met vrijwel consistente resultaten. [29] De Britse psychologe Abigael San zei over deze resultaten, “Het is niet zo dat deze mensen simpelweg geen goede mensen meer zijn—er is een massale sociale invloed in werking getreden. […] Er is geen gelegenheid meer voor hen om te zeggen, ‘Wat is mijn morele standpunt hierover?’” [30] Een andere psycholoog, Dominic Packer, observeerde dat “normale psychologische processen—die werkzaam zijn in ons allemaal—kunnen leiden tot vreselijke gedragingen als we niet voorzichtig zijn.” [31] In het geval van de Nederlandse autoriteiten en hun opstelling jegens de Chinezen ongeacht tijd of plaats blijkt dat een combinatie van deze gehoorzaamheid aan gezag en de beeldvorming van de Chinezen hand in hand met elkaar gepaard gingen. Stereotype beelden over de Chinezen bevonden zich in het denken van zowel autoriteitsfiguren als gezagsdragers die vervolgens ernaar handelden tijdens het opstellen en uitvoeren van hun beleid. Deze handelingen bevestigden op hun beurt weer de bestaande stereotypen over de Chinezen. Zodoende ontstond een vicieuze cirkel waarin de gehoorzaamheid aan gezag en de beeldvorming van de Chinezen als versterkende dynamieken op elkaar konden inspelen. Dat precies dezelfde dynamieken nog steeds in de huidige Nederlandse samenleving spelen laat het voorbeeld van het coronalied van dj Lex Gaarthuis zien. Gaarthuis appelleert in zijn coronalied aan de negatieve stereotype beelden van de Chinezen. Het besluit van het OM om hem niet daarvoor te vervolgen legitimeert vervolgens diezelfde negatieve stereotype beelden van de Chinezen in het denken van het Nederlandse publiek. Hierdoor worden het racisme en de discriminatie tegen Zuidoost- en Oost-Aziatische Nederlanders ‘gerechtvaardigd’ in het collectieve bewustzijn van de Nederlandse samenleving.